Vijf vragen aan mevrouw Alberts
21-12-2017In elke nieuwsbrief stellen we u voor aan een docent. Maak kennis met mevrouw Alberts.
Waarom heb je ooit gekozen voor het onderwijs en hoe oud was je toen?
“Ik was 21 toen ik de pabo ging doen. Daarvoor heb ik verschillende baantjes gehad. Activiteitenbegeleider op een camping, horeca, stewardess en teamleider activiteiten in Amerika (Orlando, Florida). Na mijn ervaring als stewardess, waar ik er overigens achter kwam dat ik luchtziek was, niet zo handig dus, ben ik bij mijzelf te rade gegaan wat te doen met mijn leven. Dit klinkt heel zwaar, maar ik wist niet van het begin af aan wat ik wilde worden, zoals sommigen dat wel hebben. De gedachte om docent te worden kwam ook echt pas rond deze leeftijd. Mijn eigen basisschooltijd kan ik niet als superleuk beschouwen, omdat ik wat harder moest werken dan een ander. Ook was er weinig ruimte voor ontwikkeling op eigen tempo en niveau. Met deze gedachte ben ik het onderwijs ingegaan. Hoe kan ik leerlingen zich laten ontwikkelen binnen hun eigen niveau, zodat zij wel stappen kunnen maken, ook al zijn die stappen misschien niet zo groot? Hoe zorg ik ervoor dat zij trots zijn op hetgeen zij doen en hoe kan ik inspelen op hun talenten?”
Hoe was jij als puber?
“Ik kan zeggen dat ik een hele lieve puber was, maar daarover verschillen mijn moeder en ik uiteraard van mening. Nee, ik was toch wel rebels, opstandig en heel erg eigenwijs. Ik zeg altijd: “er moet wel wat pit in zitten.” Dat maakt onderwijs ook zo leuk. Een beetje pit en kattenkwaad is niet erg. Ik kan met eerlijkheid zeggen dat mijn moeder best haar handen vol had aan mij. Het derde jaar op het vmbo overdoen, zakken voor je examen, dingen die ook bij puberen horen. En het mooiste is dat ik mijn eigen ervaringen weer kan toepassen op de pubers binnen onze school. Maar die zijn natuurlijk heel lief thuis.”
Hoe werk jij aan een goede relatie met de leerling?
“Met mijn leerlingen probeer ik altijd het gesprek aan te gaan. Ook probeer ik te investeren in de relatie omdat ik die erg belangrijk vind. Ik hoop ook een luisterend oor te zijn, niet alleen voor mijn mentorleerlingen, maar ook bij de andere vakken die ik doceer. Soms stuur ik ook een mailtje naar de leerlingen. Enerzijds om hen aan te spreken op gedrag en anderzijds om aan te geven hoe trots ik op hen ben. En dan krijg je weleens een heel mooi mailtje terug, zonder dat je daarom vraagt, waarin jij wordt bedankt. Dit geeft mij enorm veel energie en maakt dat ik veel plezier heb in mijn lesgeven.”
Wat vind je de grootste uitdaging in het lesgeven?
“De grootste uitdaging is er voor zorgen dat mijn les zo goed staat, dat er ruimte is om te differentiëren. Ofwel, zorgen dat iedere leerling op zijn of haar niveau wordt geholpen. Helaas lukt dit niet altijd, maar ik probeer hier wel naar te streven.”
Wat kun jij leren van je leerlingen?
De openheid en onbevangenheid waarmee en hoe zij dingen verwoorden. Dat vind ik mooi! Ook de puurheid bij sommige leerlingen te mogen zien geeft mij een warm gevoel van binnen. Op digitaal gebied leer ik ook echt heel veel van ze. Ik ben blij dat ik daarover veel aan hen kan vragen, zij zijn daar zoveel sneller in. Het mooiste is dan ook dat er een sfeer ontstaat waarin de docent kan optreden als coach, maar daarnaast ook nog leert van zijn leerlingen.”